Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is de moeder van een fiscale eenheid en maakt deel uit van een wereldwijd opererende financiële dienstverlener/adviseur. X heeft in haar aangiften vpb 2009 en 2010 de rente die zij verschuldigd was over een schuld van € 482 miljoen aan haar in de VS gevestigde moedermaatschappij, ten laste van haar belastbare winst gebracht. Vanaf 14 december 2010 heeft zij voorts rente in aftrek gebracht die haar dochtermaatschappijen bv 2 en bv 3 verschuldigd waren aan een in Luxemburg gevestigde tot het concern behorende vennootschap. De Inspecteur heeft deze renteaftrek geweigerd. In geschil is of dat terecht is.

Rechtbank Den Haag (NLF 2018/0486, met noot van Brandsma) heeft het beroep van X gegrond verklaard. De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.

Hof Den Haag verwerpt het standpunt van de Inspecteur dat sprake is van onzakelijke lasten. Er is sprake van zakelijke financieringslasten die in beginsel in aanmerking komen voor aftrek.

Vast staat dat in het onderhavige geval geen rente is afgezet tegen ‘gekochte’ winsten, zodat het Hof in navolging van de Rechtbank tot het oordeel komt dat er geen plaats is voor toetsing aan fraus legis. Het leidt uit het arrest van de Hoge Raad van 21 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:638, NLF 2017/1005, met noten van Van Lindonk en Barmentlo), af dat in zoverre toelaatbaar gebruik wordt gemaakt van het stelsel van de Wet VpB 1969, zoals dit na het Bosal-arrest moet worden opgevat.

Uit de Italiaanse telecomzaak (HR 19 oktober 2018, 15/00194, ECLI:NL:HR:2018:1968) leidt het Hof af dat in het kader van de per-elementbenadering moet worden onderzocht of de dochtervennootschap als gevolg van haar niet-ingezetenschap met een hogere belastingdruk wordt geconfronteerd dan wanneer zij een ingezeten vennootschap zou zijn. Het Hof onderzoekt dan per rechtshandeling met een EU-dochtervennootschap of de aanwending van de uit de kapitaalstorting verkregen gelden of de verwerving of uitbreiding van een belang door de dochtervennootschap een besmette rechtshandeling als bedoeld in artikel 10a Wet VpB 1969 vormt. Als dat laatste het geval is, faalt het beroep op de per-elementbenadering. X heeft op grond van de per-elementbenadering recht op aftrek van een deel van de rente. Voor het resterende deel doet zij met vrucht een beroep op toepassing van de tegenbewijsregeling van artikel 10a, lid 3, onderdeel a, Wet VpB 1969 bij een (indirect) externe lening. Het Hof acht aannemelijk geworden dat sprake is van voldoende parallellie. Anders dan de Rechtbank acht het Hof hierbij een verschil in valuta en de aanwezigheid van een hybride tussenschakel niet van belang. Naar het oordeel van het Hof gaat voorts door de enkele vervanging van een interne lening door een andere interne lening het verband met de externe lening niet verloren, zolang de interne leningen maar steeds zijn te herleiden tot de externe lening.

Het hoger beroep van de Inspecteur is ongegrond.

Triple-dipstructuur

In deze uitspraak, handelend over de toepassing van artikel 10a Wet VpB 1969 in een complexe triple-dipstructuur (een bv1-bv2-constructie alsmede een SNC-structuur in hetzelfde concern), doet belanghebbende een beroep op de uit het Italiaanse telecom-arrest voortvloeiende per-elementbenadering inzake de fiscale eenheid. De uitspraak heeft zeer veel verschillende interessante aspecten, maar ik beperk mij in het kader van deze noot tot het genoemde leerstuk. Belanghebbende wil met het beroep op dit leerstuk vier verschillende rechtshandelingen ‘wegpoetsen’, teneinde op het niveau van de (Nederlandse moedermaatschappij van de) fiscale eenheid toegang tot de beoogde renteaftrek te verkrijgen (zie r.o. 5.12 van de Hofuitspraak). Een en ander speelt zich af vóór de invoering van het spoedreparatieregime vanaf 2018, zodat het beroep op het leerstuk uit de jurisprudentie in beginsel opgeld doet. 

Kapitaalstorting 1

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2009-2010
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
2 oktober 2019
Rolnummer
17/00943 t/m 17/00945
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:2830
NLF-nummer
NLF 2020/0005
Aflevering
2 januari 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB2949
bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=10a&lid=1,bwbr0002672&artikel=10a&lid=3,bwbr0002672&artikel=10b,bwbr0002672&artikel=8b,bwbr0002672&artikel=13l,bwbr0002672&artikel=15ad,bwbv0001506&artikel=49,bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=10a&lid=1,bwbr0002672&artikel=10a&lid=2,bwbr0002672&artikel=10a&lid=3,bwbr0002672&artikel=10a&lid=4,bwbr0002672&artikel=10a&lid=6,bwbr0002672&artikel=10a&lid=7,bwbr0002672&artikel=12a&lid=1,bwbr0002672&artikel=13,bwbr0002672&artikel=13&lid=1,bwbr0002672&artikel=13&lid=9,bwbr0002672&artikel=13l,bwbr0002672&artikel=15,bwbr0002672&artikel=15&lid=1,bwbr0002672&artikel=15&lid=16,bwbr0002672&artikel=15ah,bwbr0002672&artikel=15b,bwbr0002672&artikel=20&lid=4,bwbr0002672&artikel=20&lid=7,bwbr0002672&artikel=20a,bwbr0002672&artikel=24&lid=2,bwbr0002672&artikel=28b,bwbr0002672&artikel=28b&lid=4,bwbr0004770&artikel=43&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina