Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De Heffingsambtenaar heeft bij WOZ-beschikking de waarde van de woning van X (belanghebbende) voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 421.000.

De gemachtigde van X heeft in bezwaar het verzoek gedaan om het taxatieverslag toe te sturen. In geval van niet volledige tegemoetkoming aan het bezwaar, is verzocht om verstrekking van de opbouw van de kavelwaarde, de zogenoemde grondstaffel, en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van het onderhavige object en de opgevoerde vergelijkingsobjecten.

De Heffingsambtenaar heeft aan het verzoek tot (digitale) toezending van het taxatieverslag voldaan. Hij heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat artikel 7:4 Awb geen verplichting tot toezending van stukken aan de belanghebbende bevat, maar slechts een verplichting tot terinzagelegging.

Naar aanleiding van de stelling van de Heffingsambtenaar dat artikel 40, lid 2, Wet WOZ evenmin een verplichting tot het toezenden van de zaakstukken bevat en dat deze bepaling geen verdergaande verplichting tot het verstrekken van stukken of gegevens dan het taxatieverslag bevat, heeft het Hof geoordeeld dat de Heffingsambtenaar zich in de bezwaarfase mocht beperken tot toezending van alleen een afschrift van het taxatieverslag.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

A-G IJzerman meent dat met het in artikel 40, lid 2, Wet WOZ bedoelde afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde, niet alleen wordt gedoeld op het taxatieverslag, maar tevens op de gehanteerde KOUDV- en liggingsfactoren, indien en voor zover deze ten grondslag hebben gelegen aan de waardebepaling. Een en ander betekent dat alle bij het bestuur beschikbare en voor de waardevaststelling gebruikte gegevens desverzocht aan een belanghebbende dienen te worden toegezonden. Het eerste middel is terecht voorgesteld.

Dat geldt ook voor het tweede middel. Niet is komen vast te staan dat zou zijn voldaan aan de vereisten ingevolge artikel 7:4, lid 3, Awb.

Het derde middel faalt, aldus de A-G. Hij meent dat een belanghebbende in de bezwaarfase op grond van artikel 7:4, lid 4, Awb geen recht heeft op toezending van (afschriften van) de zaakstukken door het bestuursorgaan (vgl. Conclusie van 29 september 2022, NLF 2022/2164, met noot van Hendriks).

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
A-G
Datum instantie
31 januari 2023
Rolnummer
22/01219; 22/01222; 22/01288; 22/01280; 22/01284; 22/01287; 22/01289; 22/01293
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:130
Auteur(s)
drs. O.M. Menger
Fiscaliade
NLF-nummer
NLF 2023/0521
Aflevering
9 maart 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5650
bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0007119&artikel=40&lid=2,bwbr0007119&artikel=40&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina