Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft beroep en hoger beroep ingesteld inzake de box 3-heffing voor de jaren 2015 tot en met 2018.

Zoals Rechtbank Den Haag terecht heeft overwogen, geldt voor alle jaren dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor aanwijzing massaal bezwaar met betrekking tot de rechtsvraag of de box 3-heffing op stelselniveau in strijd is met het EVRM.

Hof Den Haag beoordeelt eerst of de box 3-heffing in de onderhavige jaren op stelselniveau in strijd is met artikel 1 EP dan wel artikel 14 EVRM.

Het Hof oordeelt dat voor zowel het jaar 2015 als het jaar 2016 kan worden vastgesteld dat het nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement lager is dan 1,2%. Dit betekent dat de box 3-heffing in deze jaren op stelselniveau in strijd is met artikel 1 EP. Het Hof neemt hierbij de arresten van de Hoge Raad van 14 juni 2019 over de jaren 2013 en 2014 als uitgangspunt. Het Hof komt niet meer toe aan de vraag of in deze jaren sprake is van een schending van artikel 14 EVRM.

Per 1 januari 2017 is de box 3-heffing gewijzigd. De kern van de box 3-heffing per 1 januari 2017 is dat alle box 3-plichtigen worden belast naar een gemiddeld vermogensrendement op basis van een veronderstelde, gemiddelde vermogenssamenstelling. De wetgever heeft bewust de keuze gemaakt om 40% van de belastingplichtigen met box 3-vermogen te belasten alsof zij hun vermogen ook gedeeltelijk hebben belegd, waardoor deze groep voor (veel) hogere inkomsten wordt belast dan zij feitelijk heeft genoten. De wetgever heeft met deze keuze zijn ruime beoordelingsvrijheid overschreden, oordeelt het Hof. De box 3-heffing voor de jaren 2017 en 2018 is volgens het Hof strijdig met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM. Aan de vraag of de heffing in deze jaren op stelselniveau strijdig is met artikel 1 EP komt het Hof niet meer toe.

Het Hof ziet voor alle jaren nog geen aanleiding voor ingrijpen van de rechter, tenzij X in de onderhavige jaren in strijd met artikel 1 EP wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last. Dat is volgens het Hof niet het geval zodat de aanslagen in stand blijven.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015-2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
6 oktober 2021
Rolnummer
20/00719; 20/00720; 20/00721; 20/00722
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1875
NLF-nummer
NLF 2021/1931
Aflevering
14 oktober 2021
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina